DEATH VALLEY : Allesbehalve dood (2)
Mijn keuze om onze vierdaagse omzwervingen door Death Valley in slechts twee OMWEGEN-verhalen te verwerken had tot gevolg dat ik niet alleen enigszins met de tekstvolgorde moest stoeien, maar ook dat ik maar twee opnames als kop-foto kon gebruiken. Voor OMWEGEN-27 is dat een foto van Artists Palette geworden, een van de meest adembenemend gedeeltes van de Artists Drive. Met de ervaringen van de twee dagen dat we hier rondzwierven begin ik dit verhaal.Hierna vertel ik pas over de uren die we gisteren doorbrachten in ghost town Rhyolite, en met de op de laatste dag van ons bezoek aan Death Valley gemaakte hike over de kraterrand van de vulkaan Ubehebe besluit ik vervolgens dit Omwegen-verhaal.
Artists Drive – gisteren
De Artist Drive – ‘de weg van de kunstenaar’ is een bijna 16 km lange, door een kleurrijk landschap kronkelende, eenrichtingsweg die zijn naam dankt aan de kleuren van gesteenten die bijna nergens in de natuur zo aangetroffen worden als hier en die zeker menige kunstenaar in vervoering zullen brengen. Twee dagen achter elkaar zuigen we zoveel mogelijk indrukken op in dit onweerstaanbare gedeelte van Death Valley. Talloze keren stoppen we waar het mogelijk is en lopen vervolgens zo ver mogelijk het land in. Op de Artists Drive en ook bij Zabriskie Point zijn we, net als in de rest van Death Valley, niet alleen. Maar op een of andere manier lijken andere bezoekers gevoelig te zijn voor onze woordeloze wens dat we hier liever met z’n tweeën zouden willen ronddwalen. Zij keren vaak naar hun auto’s terug en vertrekken op het moment dat wij onze schoenveters vastsjorren om te gaan lopen.
Artists Palette
Vooral Artists Palette is een plek waar wij ons maar moeilijk los van kunnen maken. ‘Het palet van de kunstenaar’ wordt gevormd door gesteente dat van vulkanische oorsprong is. De kleuren zijn het resultaat van de oxidatie van mineralen die onder hoge temperatuur en druk zijn ontstaan. De rode, roze en gele kleur is afkomstig van ijzerzouten, groen van mica uit tufsteen en mangaan zorgt voor purperen schakeringen. Dat de camera en ik ons goed vermaken is te merken als we ’s-avonds de foto’s bekijken.
De Artists Drive is op sommige stukken erg smal en omdat er geen gelegenheid is om ergens te parkeren of om te keren, is het begrijpelijk dat ervoor gekozen is om van de route een eenrichtingsweg te maken. Wij zijn zeker niet de enigen die af en toe te laat in de gaten krijgen dat een canyon links of rechts van de weg iets meer aandacht verdient. Omdraaien kan niet, terugkomen natuurlijk wel. Bij sommigen zal de wens om b.v. de volgende dag hier terug te komen niet verder reiken dan tot aan de hoofdweg. Simpelweg omdat er in het reisschema geen extra ruimte zit. Wij hebben die ruimte gelukkig wel en we besluiten meteen om morgen al terug te komen. Om niet alleen op dié plekken foto’s te maken waar vandaag de honderd-en-een kleuren vanwege het te felle zonlicht enigszins verbleken, maar ook daar waar de zon op dit tijdstip van de dag een aantal kleurrijke secties niet meer kan bereiken. En die verrassingen willen we beslist niet aan onze neus voorbij laten gaan.
Artists Drive – vandaag
Vandaag is de hemel bewolkt en daardoor blijft de vuiligheid (ja echt) uit de grote steden als smog boven Death Valley hangen. We hebben er geen last van.
Via de Beatty Cutoff rijden we al vroeg vanuit Beatty zonder tussenstops naar de Artists Drive die onder de grijze hemel een heel andere uitstraling heeft. Vooral de iets minder toegankelijke heuvels, kloven en rotsen met hun gereserveerdere kleuren vragen nu om aandacht. De temperatuur is aangenaam genoeg om korte hikes te maken en dat betekent dat we, omdat er bijna nergens een berm is, de auto heel vaak ongeoorloofd schuin tegen de heuvels ‘parkeren’ om de volgende canyon in te lopen. Het kost gewoon wat meer moeite om lastige plekken te bereiken, maar de beloning is groot als sommige voor ons gevoel ongenaakbare rotsen hun weerstand opgeven en hun schoonheid met ons delen. Met de camera in aanslag lopen we heuvel op heuvel af, canyon in canyon uit, wurmen ons door inhammen, klauteren en klimmen zonder onze nek te breken en kijken onze ogen uit.
Terugkijkend mogen we de weergoden dankbaar zijn voor de bewolking die vandaag de hitte binnen de perken heeft gehouden. Hiken is geen uitputtingsslag geworden en het getemperde zonlicht leverde prachtige, soms zelfs betere foto’s op dan die we gisteren maakten
Rhyolite
Voordat we ons helemaal op Death Valley focussen nemen we eerst een kijkje in Rhyolite, Nevada’s most famous ghost town’, dat een paar mijl buiten Beatty ligt. We verwachten ruïnes en die krijgen we ook te zien.
Het mijnstadje groeide, nadat er in 1904 goud werd gevonden en de Montgomery Shoshone Mine ontstond, uit tot ’the Chicago of the West’. Er werden hotels, banken, winkels, een school en een klein ziekenhuis gebouwd en in 1906 werd er een spoorlijn geopend. Op het hoogtepunt telde de plaats zo’n 8000 mensen. Drie jaar later werd Rhyolite getroffen door een financiële crisis. Mijnen werden gesloten, banken vielen om en het stadje liep langzaam leeg. Nadat in 1916 de elektriciteit werd uitgeschakeld veranderde Rhyolite in een spookstad.
In 1984 trokken enkele Belgische kunstenaars, waaronder Albert Szukalski, naar de spookstad en creëerden daar verscheidene kunstwerken. In het jaar waarin Szukalski stierf, werd in Rhyolite het Goldwell Open Air Museum opgericht om zo de kunstwerken te behouden. De beelden zoals. b.v. ‘The Last Supper’ bleven op hun oorspronkelijke locatie staan.
Tegenwoordig is het grootste deel van de spookstad verdwenen. Wat er is overgebleven zijn o.a. een aantal muren van een bankgebouw en de school, een deel van de voormalige gevangenis, het stationsgebouw en het door Tom Kelly in 1905 gebouwde ‘Bottle House’. Geen bomen – geen hout. Vanwege de schaarste aan hout gebruikte hij voor de bouw 51.000 flessen. Dat laatste gebouw werd in 1925 gerestaureerd door Paramount Pictures voor de film The Air Mail.
Ubehebe Crater
De in het noorden van Death Valley gelegen Ubehebe Crater (spreek uit als YOO-bee-HEE-bee) is een van de circa 12 kraters in het Ubehebe vulkanische veld. Het is niet alleen de grootste maar ook de jongste krater. Geologen denken dat de explosie van deze zogenaamde Maar Volcanoes tussen 6.000 en 10.000 jaar geleden plaatsvond. De krater van Ubehebe is ongeveer een kilometer in doorsnee en 152 – 237 meter diep.Weer of geen weer. We gaan vandaag naar Ubehebe. De temperatuur is in Beatty ongeveer 70 graden. Koel, vergeleken met de afgelopen dagen. Niet elk mens is verzot op dit soort godvergeten landschappen en we verwachten op de route naar en op de vulkaan dan ook weinig tot geen mensen tegen te komen. Temeer ook omdat Highway 267 die naar de noordelijke ingang van Death Valley leidt, al jarenlang afgesloten is. In 2015 veroorzaakte een flash flood een aardverschuiving die niet alleen groot gedeelte van deze weg verwoestte, maar ook grote schade aan Scottys Castle aanrichtte. De schade is zo groot dat de weg, naar verwachting, pas in 2022 helemaal hersteld zal zijn.
De route van Beatty naar het kraterveld voert eerst weer naar de grote kruising in het centrum van Death Valley. Van daaruit gaat het noordwaarts. De rit tussen de hoge Grapevine Mountains rechts van ons en de Cottonwood Mountains aan de linkerkant van het stuur is verre van saai. Tevreden snort onze auto door het grotendeels zandkleurige vlakke gedeelte van de vallei, dat hier en daar afgewisseld wordt met verrassend kleurige rotsen. Geen auto’s, geen andere mensen, zelf geen coyote. Hoezo coyote? Wel … toen we in 1997 hier ergens stopten om een slok water te drinken en een appel te eten, stond er ineens een net wakker geworden coyote naast de auto te bedelen voor iets eetbaars. Hij trok zijn bek wagenwijd open om te gapen, mijn camera klikte en op de analoge foto ziet hij nog steeds uit als een gevaarlijk roofdier. Wat wisten wij destijds überhaupt over coyotes? Vandaag lijkt het alsof mens en dier van de aardbodem zijn verdwenen … behalve wij dan.
Voordat we de 8 km lange weg naar de vulkaan inslaan maken we nog even een sanitaire stop in de Rest Area die aan de kruising met de weg is gemaakt die, voordat de landverschuiving plaatsvond, naar het Visitor Center in Scottys Castle leidde.
Tijdens onze reis in 1997 was hier nog geen weg aangelegd. Toen moesten we onze auto slingerend door het vulkaangruis naar boven manoeuvreren. Vandaag voert een smalle geasfalteerde weg ons naar een kleine parkeerplaats met een brede betonnen omheining. Een aantal bezoekers zit rustig op de rand, drinken koffie of water, snacken wat en maken foto’s. Aan de overkant zien we op de kraterrand twee piepkleine figuurtjes lopen. We zijn gewaarschuwd voor de kracht van de wind op de rand van de vulkaan, vaak met meer dan 80 km per uur. Destijds konden we vanwege de stormachtige wind de hike over de rand van de vulkaan niet maken. Vandaag hebben we meer geluk. De temperatuur is aanzienlijk lager dan gisteren en de wind heeft vandaag een vrije dag. Met de camera’s op de buik en de rugzakken op onze schouders gaan we op weg. Vanwege mijn hoogtevrees zijn we in het verleden nooit verder gekomen dan halverwege de steile helling, die o.m. naar Little Ubehebe (zoon of dochter van Ubehebe) leidt. Dat deze keer diezelfde vrees het onderspit gaat delven is te danken aan mijn gevoel van ‘een-twee-drie-in-godsnaam’, dat wordt aangedreven door het willen weten wat zich achter de top van de helling bevindt.De ogen voornamelijk gericht houdend op het lavagruis onder mijn voeten beklim ik achter Thei de helling. We dalen vervolgens weer een stuk en klauteren dan naar de kraterrand van Little Ubehebe. Thei neemt de hoge steile rechterrand voor zijn rekening en ik loop langs de veiligere linkerkant. Maar hij komt terug en haalt me over om toch even met hem mee te lopen. Vanwege de kleuren, de structuur en het uitzicht. Ik houd hem vast aan zijn rugzak en schuifel voetje voor voetje achter hem aan en soms knijp ik mijn ogen dicht omdat ik het te eng vind. We lopen over de hele rand, ik maak zelfs foto’s en we bereiken veilig het punt vanwaar we de omloop zijn gestart. Daarna klauteren we op de er tegenover liggende helling een heel stuk omhoog. Van daaruit gezien lijkt het smalle paadje over de kraterrand meer op een wandelpromenade. Het uitzicht op Little Ubehebe is schitterend. Het lukt me om de hele ovale rand van de caldera in één foto te vangen en dat is overweldigend.
Bij de grote krater lukt dat niet. De afstand over de rand van de vulkaan is 5 km. Meer dan twee uur klimmen en dalen we en ik kan Ubehebe vanuit elke hoek fotograferen, soms aan mijn hemd vastgehouden door Thei als ik te dicht bij de rand dreig te komen. Huh? Ineens geen hoogtevrees meer? Jawel, maar ik kijk door het oculair van de camera en camera’s hebben geen hoogtevrees. Pas als we de hele route gelopen hebben merken we dat we ook in de grote vulkaan af kunnen dalen. Onze eerste indruk van de lange lichtgrijze banen was, dat deze veroorzaakt worden door water, sneeuw of ijs. Het blijken echter steile paden van enkel-diep vulkaangruis te zijn die in het midden van de krater uitkomen. Aangezien we al voldoende kilometers in de benen hebben op datzelfde vulkaangruis, vergelijkbaar met lopen in rul zand, laten we deze afdaling maar achterwege. Met de klim omhoog zouden we dan waarschijnlijk het laatste restje energie uit ons lijf verbruiken. Zittend op de betonnen rand en onder het genot van veel water en blauwe maïschips puffen we uit van de hike. Thei constateert dat onze wandelschoenen heel wat te verduren hebben gekregen tijdens de afgelopen vijf weken. De zolen van zijn schoenen, en bij nadere inspectie die van mij ook, zijn aan het loslaten. Wel toevallig dat ze – de schoenen – het nu pas, na de laatste hike tijdens deze reis, voor gezien houden. Gedurende de terugrit stoppen we nog een aantal keren voor foto’s van mooie plekken. Vanaf de junction richting Beatty vragen felroze, rode en gele cactusbloemen om achter het stuur van de auto vandaan te komen. Al een paar dagen geleden stapten we uit om de planten te fotograferen. Vandaag hebben ze hun ‘zondagse kleedjes’ aangetrokken. Ik ben er inmiddels aan gewend geraakt dat op zulke momenten Jan van Nijlen zijn gedicht ‘De Cactus’ in mijn hoofd voordraagt. Hoezo? Ehh … zielsverwant van de cactus? Tegen vier uur zijn we terug in Beatty. Na een douche zien we er weer acceptabel genoeg uit om naar de plaatselijke Mexicaan te lopen om daar de vegetarische enchiladas te proberen en onszelf op een glas wijn te trakteren. Margueritas kunnen er helaas niet worden geserveerd. Thei’s Sauvignon is prima. Mijn glas Merlot dat uit de koelkast komt heeft warme handen nodig om uiteindelijk drinkbaar te worden. Tja, we hebben geleerd dat het geen nut heeft om in de USA op slakken zout te leggen. De enchilada smaakt goed en de geacclimatiseerde Merlot ook. Terugkijkend op onze omzwervingen in Death Valley stel ik vast dat het hier allesbehalve een dooie boel is. En dan heb ik het niet over de duizenden toeristen die hier – net als wij – rondstruinen. De hitte zorgt er inderdaad voor dat struiken en planten verdorren en de bodem barst. Maar kijk eens naar de bergketens links en rechts van de vallei waarvan de gesteentes voor kleuren zorgen die in ons eigen land onbekend zijn. Afhankelijk van de tijd van de dag lijken ze bedekt te zijn met zacht fluweel, soms blauwgroen, dan weer geel of zachtgrijs. Mijlenver kleurt verdord gras de veelal verlaten wegen en uitgestrekte vlaktes waardoor de vallei eruit ziet alsof er goudkleurige tapijt ligt. Laat een druppel water vallen en de struiken (namen weet ik niet) zijn in een vloek en een zucht groen. Niet alleen worden de tussen lava, zand, stenen en gruis slapende cactussen en andere planten wakker en staan in no time in bloei, maar daar waar eerst goudkleurig tapijt van verdord gras leek te liggen bloeit nu de desert.Death Valley is allesbehalve dood. *) Omwegen-28 verschijnt op 15 juli 2022
Eindelijk
Zwijgend en geluidloos
verlaat ze de eenzame weg
die van niets naar nergens leidt.
De ziel die zich hier verschuilt
kiest haar eigen kleuren,
beschildert haar wildernis met
banden van geel en goud
en vegen van verblindend wit.
Ze scheurt zich eindelijk los
uit een legende van scherven
en brekende barsten
van een vastgelopen tijd
voordat die in tweeën breekt.